In het Oude Egypte waren kronen een belangrijk middel om (politieke) macht en status aan te tonen. Deze macht ontleenden ze rechtstreeks aan de goden. Ze toonden ook de eigenschappen van de heersers. De meeste goden droegen hoofdtooien of herkenningstekens zoals de troon van godin Isis of de veer van de godin Maät. Een aantal goden droeg specifieke kronen.
De Atefkroon. De god Osiris had zijn eigen kroon, de atefkroon. Vanaf het Middenrijk werd de god afgebeeld met deze kroon. Eerder werd de kroon toegeschreven aan Andjeti, maar door een samenvoeging van de mythologie droeg ook Osiris deze kroon. De kroon bestaat uit een witte mijter die eindigt in een knop. Aan beide kanten zijn veren toegevoegd. Als variant worden ook ramshoorns en een zon toegevoegd. De kroon komt ook als hiëroglief voor.
Patina is een door natuurlijke of kunstmatige veroudering ontstaту oppervlaktestructuur en kleur. (Bron: Wikipedia)